Tip 1: benoem eerst wat goed gaat
Benoem altijd eerst wat de student al wel goed doet. Daardoor leert de student waar hij of zij goed in is, daarnaast stimuleert positieve feedback de betrokkenheid van de student. Stel daarnaast één of meer vragen en doe enkele suggesties voor verbetering.
Tip 2: geef de feedback zo snel mogelijk
Geef de feedback zo snel mogelijk nadat de student het product inleverde of het gedrag vertoonde. Zeker bij moeilijke taken. Je geeft de feedback in ieder geval voordat de student begint aan een vervolgopdracht waarbij hij of zij de feedback bij kan toepassen. Het programma Annotate PRO kan je helpen om snel feedback te geven op digitaal ingeleverde opdrachten.
Tip 3: geef het cijfer nadat de student feedback verwerkt
Als je cijfers geeft, geef dan het cijfer pas nadat de student iets met de feedback doet. Bijvoorbeeld: de student leest de feedback, geeft commentaar op de feedback en geeft zichzelf een cijfer. Pas daarna geef je als docent het cijfer. Geef je als docent al vooraf een cijfer met daarbij feedback? Dan lezen de studenten de feedback niet meer. Nakijken van opdrachten met FeedbackFruits Assignment Review en Peer Review maken dit proces ook gemakkelijker.
Tip 4: geef niet teveel feedback
Geef niet teveel feedback want dan raakt de belangrijkste feedback ondergesneeuwd: voorkom information overload! Geef je een grote hoeveelheid feedback, dan filteren studenten eruit wat overeenkomt met hun overtuigingen. Dat komt doordat we informatie die aansluit bij wat we al geloven (onbewust) eerder accepteren dan informatie die daar niet bij aansluit.
Tip 5: wees specifiek
Vage feedback zoals ‘goed werk‘ of ‘probeer het de volgende keer beter te doen’, stimuleren een student niet om te reflecteren over wat nodig is om het de volgende keer daadwerkelijk beter te doen. Geef je specifieke en concrete feedback, dan weet de student wat er goed is en beter kan, daarop kunnen ze hun gedrag aanpassen. Als je bijvoorbeeld informatie mist in het product, vermeld dan wat voor informatie en waar. Geef daarbij behulpzame voorbeelden in het werk van de student. Bijvoorbeeld niet: ’Je moet je stelling meer onderbouwen met informatie.’ Maar, liever: ’Dit specifieke argument mist nog onderbouwing, de artikelen uit college twee kunnen hierbij helpen.’
Tip 6: geef alleen feedback op het werk en proces
Probeer alleen feedback te geven die betrekking heeft op het werk en het proces en niet op de student zelf. Dit klinkt vanzelfsprekend, maar de scheidslijn is soms dun. Zeg bijvoorbeeld niet: ’Dat heb je niet slim aangepakt.’ De student kan dan denken dat je hem of haar mogelijk dom vindt. Zeg bijvoorbeeld wel: ’Je hebt deze specifieke richtlijn niet gevolgd.’
Tip 7: geef feedback op concrete observaties
Geef feedback op wat je concreet observeert in het werk en het proces van de student en niet op interpretaties hiervan (ik-boodschap). Iedereen heeft als vanzelf een gedachte over waarom een student bepaalde zaken op een bepaalde manier heeft gedaan. Het is belangrijk om je hier bewust van te zijn zodat je het niet laat meespelen in je feedback, want je weet het nooit zeker - het is een aanname. Praat liever met de student over waarom ze bepaalde dingen doen. Deel bijvoorbeeld niet je aanname: ‘Je hebt niet veel tijd gestoken in het zoeken van relevante literatuur.’ Maar vraag liever naar de reden achter de observaties die je doet: ‘Ik zie dat je nog niet veel literatuur hebt genoemd, wat is hiervan de reden?’
Tip 8: zorg dat je studenten feedback verwachten
Studenten staan meer open voor feedback als ze het verwachten. Het is dus belangrijk om van tevoren aan te geven wanneer je feedback gaat geven.
Tip 9: geef feedback over de eigen ontwikkelpunten van de student
Je versterkt de feedback als je het geeft over de ontwikkelpunten die de student zelf aangeeft. Vraag bijvoorbeeld aan de studenten om bij het inleveren van een product dit aan te geven in de tekst. Een student kan dan bijvoorbeeld aangeven: ‘Ik wil graag feedback over de structuur van dit werkstuk, ik voel me daar niet zeker over.’ Of: ‘Ik wil graag feedback over het verwerken van literatuurreferenties.’ Of: ‘Ik voel met niet zeker of mijn conclusies wel valide zijn op basis van de resultaten van het experiment.’
Tip 10: geef studenten de ruimte om te reageren
Geef de student de ruimte om te reageren op de feedback die je geeft, of vraag er gericht naar. Zo kom je te weten of de studenten de feedback herkennen en begrijpen. Daarnaast kun je de feedback zo verdiepen en stimuleer je hun betrokkenheid bij het onderwijs.