Tekst: Shirley Haasnoot
Maandagmorgen 9.30. Negen onderzoekers met uiteenlopende wetenschappelijke vakgebieden beginnen in het Hoofdgebouw aan een training van de Dialogue Incubator. Samen volgen ze een traject dat uiteindelijk bijna een jaar in beslag neemt. Hoe kunnen zij hun onderzoek verbeteren door in dialoog te gaan met betrokken burgers, zorgverleners, beleidsmakers en andere mensen uit de samenleving? En hoe voer je eigenlijk een goede dialoog?
Misschien is het nog moeilijker om zelf genegeerd te worden
Trainer Frank Kupper, ruim twintig jaar verbonden aan de VU, is wetenschapsfilosoof en dialoogfacilitator bij de Universiteitsbibliotheek. Onder zijn pak draagt hij groengele gympen. ‘Ik wil met jullie werken én spelen.’ Al snel loopt iedereen kriskras door elkaar, waarbij sommige deelnemers de opdracht hebben om oogcontact te maken, terwijl anderen zich juist moeten afsluiten. Het blijkt niet makkelijk te zijn om je groepsgenoten te negeren. Maar misschien is het nog moeilijker om zelf genegeerd te worden, merkt een onderzoeker op.
De Dialogue Incubator is bedoeld om te oefenen met creatieve vormen van dialoog. Het is een onderdeel van het Netwerk Wetenschap in Dialoog, een ambitieus project dat de dialoog tussen de onderzoekers aan de VU en de samenleving wil bevorderen. Dit initiatief van het College van Bestuur wordt in 2024 en 2025 gefinancierd door de VUvereniging.
‘Dialoog, verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij de samenleving zijn van oudsher belangrijk aan de VU’, zegt Kupper. En in een steeds complexer wordende wereld kunnen academici en burgers veel aan elkaar hebben. Door samen te bespreken welke vragen van belang zijn om te onderzoeken. Door onderzoeksmethodes en -theorieën onder de loep te nemen. Zo kan wetenschappelijk onderzoek daadwerkelijk een bijdrage leveren aan reële behoeften en zorgen in de samenleving.
Zo’n dialoog is niet altijd makkelijk, blijkt uit een voorbeeld van architectuurhistoricus Esther Starkenburg, die vandaag meekwam met vakgenoot Iris Burgers. Ze vertelt over haar onderzoek naar stedenbouw in de jaren zeventig en tachtig, waarvoor ze met oudere inwoners uit Leiden sprak. Eén meneer wilde het alleen maar hebben over de geschiedenis en schoonheid van ‘oude architectuur’ in de historische Leidse binnenstad. Hoe zorg je er als onderzoeker voor dat je niet ontregeld raakt en niet te veel gaat sturen?
‘Het is niet verkeerd als iemand het ook wil hebben over oude architectuur’
Met een deelnemer speelt Starkenburg de situatie na, waarna de groep het gesprek analyseert. ‘Het moet vanaf het begin duidelijk zijn waar het gesprek over gaat’, zegt Kupper. ‘Maar het is niet verkeerd als iemand het ook wil hebben over oude architectuur. Daarmee zegt de Leidse burger waarschijnlijk ook iets over architectuur uit de jaren zeventig en tachtig. Hoe kunnen we die twee onderwerpen bijeenbrengen?’
In kleinere groepen wordt vervolgens geoefend met gesprekspartners die een onwrikbare mening verdedigen. Cognitief neurowetenschapper Anne Marije Kaag, die zich bezighoudt met verslavingszorg en gender, stelt vragen aan een medecursist die genderneutrale toiletten maar onzin zegt te vinden. ‘Het was een goede eye opener’, zegt ze naderhand. ‘Ik moest iemand interviewen, maar ik probeerde al snel diens mening te veranderen. En hoewel het een fictief gesprek was, kwamen mijn emoties snel op. Ik voelde me heel boos worden.’
‘Stop met vooruit denken, stel je oordeel uit en reageer op de ander’
Een betekenisvolle conversatie vindt niet zomaar plaats. Met een groot aantal oefeningen leren de deelnemers welke manieren van communiceren er zijn, welke gesprekstechnieken ze kunnen inzetten en wat het effect is van open en gesloten vragen. Daarbij wordt geklapt, gestampt en gesprongen. ‘Stop met vooruit denken’, zegt Kupper. ‘Stel je oordeel uit. En reageer op de ander. Daarvoor moet je ook goed gegeten hebben en uitgerust zijn.’
De onderzoekers willen iemand voor de buis zetten in een duikpak op de Malediven
Wetenschappers worden getraind om kritisch te zijn. Daarom mogen de aanwezigen alleen op elkaars ideeën reageren met ‘ja, maar…’, als ze brainstormen over een reclamefilmpje voor een televisie. Het blijkt dodelijk voor de creativiteit. Als het antwoord vervolgens ‘ja, en…’ mag zijn, komt opeens een stroom aan ideeën op gang. Rector magnificus Jeroen Geurts, die ook een deel van de training volgt, vertelt dat zijn groepje iemand voor de buis wil zetten in een duikpak op de Malediven. Andere reclamemakers willen helikopters inzetten of met Steven Spielberg samenwerken.
Er wordt veel gelachen maar de oefening laat ook zien hoe vindingrijk en origineel je met elkaar kunt zijn. ‘Voor mij gaat dit vooral over de kracht van ja-zeggen’, zegt Kupper. ‘Door volledig te accepteren waar je gesprekspartner mee komt, kun je samen op zoek naar wat belangrijk is.’ Bij het concluderende gesprek zeggen veel deelnemers aan deze oefening het meest te hebben gehad.
‘Als onderzoeker verschuil ik me vaak achter vragenlijsten’
‘Als onderzoeker verschuil ik me vaak achter vragenlijsten’, zegt Anne Marije Kaag na afloop. ‘De training tot nu toe heeft me geleerd dat het waardevol is om als onderzoeker juist vragen te stellen waarop het antwoord heel anders kan zijn dan je verwacht. Door de bijeenkomsten denk ik hier meer over na. Dit is eigenlijk het allerleukste van de wetenschap.’