De middag begon met een korte blik op het cv van De Muijnck, die, hoewel nog vrij jong, een van de belangrijkste vertegenwoordigers is van de ‘Rethinking Economics’-beweging in Nederland. Al tijdens zijn studententijd was hij voorzitter van de studentenbeweging “Rethinking Economics NL”. Daarna richtte hij de Nederlandse denktank ‘Our New Economy’ op, waarvan hij voorzitter is, en schreef hij samen met Joris Tieleman het boek ‘Economy Studies’ (2021). Dit boek geeft een overzicht van hoe het economisch onderwijs hervormd zou kunnen worden, zowel op scholen als op universitair niveau. Daarnaast is hij adviseur bij SLO, het landelijk expertisecentrum voor het curriculum.
Tijdens zijn lezing liet De Muijnck studenten kennismaken met de pluralistische benadering van de economie, waarvan het voornaamste uitgangspunt is dat de neoklassieke economie met haar ‘Homo Economicus’ niet het monopolie mag hebben op economisch onderwijs, waarbij hij benadrukte dat er in de economie zelden maar één ‘juist’ antwoord bestaat. Hij gaf studenten enkele tips voor bronnen over heterodoxe economie, waaronder de podcast ‘Ones and Tooze’ van Adam Tooze, de website van het ‘Institute for New Economic Thinking’, het Youtube-kanaal ‘Unlearning Economics’, de website ‘Project Syndicate’ en het platform ‘Exploring Economics’, dat hij de ‘Netflix van de economie’ noemde.
De Muijnck gaf vervolgens een kort overzicht van de verschillende onderdelen van de heterodoxe economische theorie, waaronder de gedragseconomie met zijn nadruk op irrationeel gedrag - dat kan worden toegepast bij het ontwerpen van werkloosheidsuitkeringen - , de institutionele economie met zijn nadruk op macht en marktontwerp - bijvoorbeeld het ontwerpen van de energiesector, zodat schone energiebronnen de goedkoopste zijn (wat expliciet verder gaat dan het internaliseren van externe factoren) - , de ecologische economie met de nadruk op omslagpunten, en de feministische economie - die rekening houdt met onbetaalde arbeid. Bovendien hebben deze benaderingen verschillende opvattingen over wat het centrale probleem is binnen de economie: voor de neoklassieke economie is het ‘schaarste’, voor de post-Keynesiaanse en gedragseconomie is het ‘onzekerheid’, voor de feministische en institutionele economie is het ‘dominantie’, en voor de marxistische, institutionele en evolutionaire economie is het ‘verandering’.
Vervolgens presenteerde hij het bewijs dat we ons misschien in een paradigmaverschuiving in de economie bevinden, waarbij we verder kijken dan alleen groei, naar ecologische duurzaamheid, welzijn, ongelijkheid en systeemveerkracht. Hij liet een citaat zien van Christine Lagarde, hoofd van de Europese Centrale Bank, waarin zij economen een ‘tribal clique’ noemde die alleen zichzelf citeerde. Bovendien was de titel van de maart-editie van dit jaar van het IMF-tijdschrift “Economics, How should it change?”, waaruit blijkt dat ‘rethinking economics’ mainstream is geworden.
De Muijnck weet echter niet zeker of deze paradigmaverschuiving zal plaatsvinden, aangezien veel bestaande machtige gevestigde belanghebbenden deze proberen tegen te houden. In dezelfde geest verwees De Muijnck naar de Duitse economisch socioloog Wolfgang Streek, die stelt dat we ons misschien in een interregnum bevinden, waarin het “oude systeem aan het sterven is en het nieuwe nog niet is geboren”.
Volgens statistieken uit Nederland bestaat 86% van het economische onderwijs nog steeds uit de neoklassieke theorie, 4% uit de gedragstheorie en slechts 2% uit de marxistische theorie. Bovendien leren studenten vooral kwantitatieve onderzoeksmethoden zoals wiskunde en statistiek, terwijl ze geen kwalitatieve onderzoeksmethoden leren, zoals hoe je een interview moet afnemen.
Bij de vraag waarom de neoklassieke economie nog steeds zo dominant is, keek hij naar de recente historische ontwikkelingen en stelde dat pas na de Tweede Wereldoorlog - waarin werd gezien als een nuttig instrument om het optimale gebruik van hulpbronnen voor wapens te bepalen – de neoklassieke economie de mainstream discipline werd. Voorheen werd zowel institutionele als keynesiaanse economie op grote schaal onderwezen. Vervolgens, in het tijdperk van het McCarthyisme, kregen schoolboeken die als ‘te links’ werden gezien, kritiek van bedrijfsleiders en universiteitsdonoren in de VS. Omdat leerboeken de basis vormen van economisch onderwijs, had dit een diepgaande invloed op het algemene economische denken. De Muijnck haalde vervolgens statistieken aan waaruit bleek dat de meeste economen zichzelf als centrumlinks beschouwen, en concludeerde dat “ze zich wel degelijk zorgen maken over kwesties als ongelijkheid, maar dat ze er gewoon niet over worden onderwezen”.
Na afloop nam De Muijnck de tijd om enkele vragen uit het publiek te beantwoorden. Eén student vroeg hoe de paradigmaverandering tot stand zou kunnen komen. De Muijnck wees erop dat wetenschappelijke tijdschriften de ontwikkeling van economisch onderzoek belemmeren, en dat de focus op gepubliceerd worden academici ervan weerhoudt buiten de mainstream te treden. De noodzaak van hyperspecialisatie weerhoudt hen ervan om het grotere geheel te zien.