De John Stuart Mill Lezing is een jaarlijks event op het John Stuart Mill College, dat het einde van het academisch jaar markeert. In tegenstelling tot andere extracurricular events waar het John Stuart Mill College spekers uit de praktijk uitnodigt, is de John Stuart Mill Lezing voorbehouden aan een academisch expert. Eerdere sprekers waren onder andere Peter Singer, Professor Bio-Ethiek aan Princeton University en Rainer Hegselman, Professor Filosofie aan de Frankfurt School of Finance & Management.
Prof. dr. Casier begon zijn lezing met een overzicht van recente veranderingen in de geopolitieke orde, waaronder de oorlog van Rusland in Oekraïne. Hij beargumenteerde drie hoofdpunten: dat de oorlog van Rusland tegen Oekraïne de regionale rol van de EU en haar identificatie als geopolitieke actor heeft versterkt, maar dat dit zich niet per definitie vertaalt in een sterkere mondiale rol van de EU, en dat de EU worstelde om deze pas ontdekte geopolitieke rol te combineren met haar klassieke liberale rol.
Wat het eerste punt betreft, benadrukte Casier dat de oorlog een grove schending van het internationaal recht is, aangezien Rusland eerder de soevereiniteit van Oekraïne had erkend. Hij stelde ook dat de belangrijkste drijfveer van het Russische buitenlandse beleid het lands’ zoektocht is naar de status van grootmacht via territoriale expansie nadat het in de jaren negentig niet door het Westen was erkend. Vervolgens legde hij uit dat de oorlog een ommekeer betekende voor de EU, omdat de landen van het blok zich verenigden om Oekraïne te steunen. Als reactie daarop legde de EU sancties op, verminderde ze haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen en stuurde ze militaire hulp naar Oekraïne. Casier merkte op dat, hoewel de recente crisis niet heeft geleid tot grote hervormingen, de EU toch de status van kandidaat-lidstaat heeft toegekend aan drie landen met een territoriaal geschil met Rusland: Moldavië, Oekraïne en Georgië.
Ten tweede vroeg Casier zich af of de EU ook op mondiaal niveau "orde op zaken kan stellen". Hij stelde dat de EU, ondanks haar toegenomen bewustzijn van risico's van de toeleveringsketen en kritieke grondstoffen, door de snelle veranderingen in de wereldpolitiek mogelijk altijd een stap achter loopt. De EU is er bijvoorbeeld niet in geslaagd een duidelijke reactie te ontwikkelen op het conflict in Gaza. Ook merkte hij op dat ontwikkelingslanden de oorlog in Oekraïne beschouwen als een "regionaal Europees conflict" en de voorkeur geven aan ongebondenheid en strategische autonomie boven partij kiezen.
Tot slot dacht Casier na over de gevolgen die de oorlog in Oekraïne zou kunnen hebben voor het traditionele zelfbeeld van de EU als liberale normatieve macht. Hij merkte op dat het aannemen van een grotere geopolitieke rol een toename van de dwangmiddelen vereist vanwege het onvermogen van de EU om haar nationale capaciteiten effectief te coördineren, een ontwikkeling die langzamer verloopt dan sommigen in de EU misschien zouden willen. Daarnaast moet de EU het besluitvormingsproces in haar buitenlandse- en veiligheidsbeleid hervormen, dat nog steeds berust op consensusbesluiten. Tot slot worstelt de EU met de vraag hoe ze China moet definiëren, en noemt China afwisselend een samenwerkingspartner, onderhandelingspartner, economische concurrent of systemische rivaal.
Na dit betoog gaf Casier het woord aan de studenten. De vragen varieerden van een vraag over de rol van de NAVO in de Europese defensie tot de vraag waarom de EU geen enkel verdrag heeft hervormd sinds het Verdrag van Lissabon. Casier merkte op dat zelfs traditioneel Atlantische landen als Polen nu oproepen tot Europese defensie en schreef het gebrek aan verdragshervormingen toe aan de angst dat eurosceptische populistische partijen zulke veranderingen zouden uitbuiten. Over de oorlog in Oekraïne zei hij dat hij pessimistisch is over een mogelijk einde van de oorlog in het komende jaar, waarbij hij opmerkte dat Rusland in staat is om te blijven vechten, suggererend dat elke verandering het gevolg zou zijn van sociale spanningen in Rusland. Met betrekking tot de toekomstige internationale orde twijfelde hij aan een sterke alliantie tussen China en Rusland, waarbij hij verwees naar mogelijke conflicten ten gevolge van de snelle groei van China en de complexe houding van China ten opzichte van de liberale internationale orde.