De oorlog in Oekraïne veroorzaakt extreem emotioneel lijden voor sommigen, wat resulteert in een grote vraag naar psychologische hulp. Hoe kan de kloof tussen vraag en aanbod van geestelijke gezondheidszorg worden gedicht? Daarover zocht de gemeente Kyiv contact met de gemeente Amsterdam. “De gemeente Amsterdam en de GGD benaderden mij en mijn VU-collega Iryna Frankova met deze vraag. Toen besloten we om een Problem Management Plus (PM+) training te geven in stadhuis van Kyiv,” vertelt Marit Sijbrandij, hoogleraar Klinische Psychologie bij de Vrije Universiteit Amsterdam. Haar collega Frankova werkt als onderzoeker op dezelfde afdeling en is afkomstig uit Kyiv.
Wereldgezondheidsorganisatie
Sijbrandij is naast haar werk aan de VU actief als co-directeur van het Collaborating Centre for Research and Dissemination of Psychological Interventions van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Volgens de WHO-richtlijnen is het in complexe noodsituaties belangrijk om niet-gespecialiseerde zorgverleners bij de hulpverlening te betrekken. Sijbrandij legt uit: “Binnen de klinische psychologie hebben wij veel kennis over werkzame interventies bij veelvoorkomende psychische klachten in crisissituaties, zoals depressie, posttraumatische stress en angst . Er zijn effectieve programma’s voor deze interventies, die de WHO toegankelijk wil maken voor een groter publiek.” Daar zetten Sijbrandij en haar collega’s zich voor in, waardoor ze in contact kwamen met de gemeente Kyiv.
PM+ is een kort programma van vijf gesprekken waarin deelnemers vaardigheden leren om met stress om te gaan, problemen op te lossen, actief te worden en hun sociale steun te versterken. Het is effectief gebleken voor mensen met depressie, angst en stress. Deze laagdrempelige interventie wordt bijvoorbeeld ingezet bij vluchtelingen en inwoners van oorlogsgebieden.
“Om PM+ te geven, heb je geen achtergrond als psycholoog of psychiater nodig,” aldus Sijbrandij. Daardoor is het effect mogelijk iets minder sterk dan andere interventies, maar het zorgt ervoor dat er veel meer mensen bereikt kunnen worden. “Aangezien de trainers geen achtergrond hebben in hulpverlening, staan ze onder supervisie van een psychotherapeut,” voegt Sijbrandij toe. “Bij ernstige gevallen, zoals suïcidale gedachten, kan de trainer de deelnemer doorverwijzen naar professionele hulp.”
Vluchtelingen
Sijbrandij was betrokken bij de eerste studies naar de effectiviteit van PM+ in Kenia en Pakistan. “Toen de Syrische vluchtelingencrisis in 2015 op z'n hoogtepunt was vroeg ik mij af of dit ook een geschikte methode zou zijn voor vluchtelingen,” vertelt Sijbrandij. “Zij hebben vaak slechte toegang tot de zorg, mede vanwege een taalbarrière. Vluchtelingen kunnen deze training geven aan medevluchtelingen, wat de toegang tot zorg verbetert.”
Sijbrandij benadrukt dat PM+ een duidelijk protocol heeft en dat verschillende gemeentes geïnteresseerd zijn in implementatie. Zo werkt GGD Hollands Midden inmiddels ook met PM+ voor Oekraïense vluchtelingen. “Het programma is geschikt omdat mensen het van lotgenoten in hun moedertaal kunnen volgen, zonder afhankelijk te zijn van beschikbare gezondheidsprofessionals,” zegt ze. “De taal en de verbinding met een ervaringsdeskundige maken een groot verschil.”
Trainersacademie
De VU is inmiddels een expertisecentrum voor PM+ en probeert te voldoen aan de grote vraag om trainingen te verzorgen. “We zijn bezig met het opzetten van een trainersacademie, waarbij lokale partners ook trainingen kunnen geven en wij een coördinerende rol hebben.” Hiervoor werken onderzoekers van de VU samen met humanitaire organisaties en andere academische instellingen. Met een trainersacademie willen ze wereldwijd capaciteit opbouwen, zodat meer mensen in crisissituaties toegang krijgen tot de benodigde hulp.