Vóórdat de verkiezingen van 2016 Donald Trump aan de macht brachten, had hij al laten zien een egoïst te zijn met overmatig zelfvertrouwen en weinig respect voor de waarheid en het welzijn van anderen. Waarom schrok de overmoed van Trump de kiezers in 2016 niet af? En waarom leek deze hem nog steeds steun op te leveren in de aanloop naar de laatste verkiezingen?
Onderzoek van Richard Ronay, Janneke Oostrom, Nale Lehmann-Willenbrock, Samuel Mayoral en Hannes Rusch wijst uit dat overmoed presidentskandidaten daadwerkelijk een voorsprong geeft in de verkiezingen. Dat heeft te maken met het feit dat de meeste mensen moeilijk onderscheid kunnen maken tussen zelfvertrouwen en overmoed. Het blijkt dat zelfvertrouwen (een teken van competentie) en overmoed (een teken van overschatting van de eigen competentie) tot hetzelfde soort gedrag leiden, bijvoorbeeld uitgesproken meningen en een zelfverzekerde uitstraling. Dat maakt het buitengewoon lastig om uit al dan niet overmatig zelfvertrouwen af te leiden hoe competent iemand werkelijk is en als gevolg hiervan vertrouwen mensen op kandidaten die hun gouden bergen beloven.