Eerder onderzoek wees uit dat welzijn over de levensloop een zogenoemde U-vorm vormt, waarbij geestelijke gezondheid het slechts is in het midden van het werkende leven. Tot op heden is er echter geen verklaring voor deze U-vorm. In zijn onderzoek keek Van de Kraats naar sociaaleconomische verschillen tussen groepen in geestelijke gezondheid over de levensloop om een verklaring voor deze U-vorm te zoeken. Hij concludeert dat met name de geestelijke gezondheid van werkloze en arbeidsongeschikte mannen en vrouwen deze U-vorm volgen, maar dat dit niet geldt voor werkenden. Opvallend is vooral dat mensen die werkloos of arbeidsongeschikt zijn in de tweede helft van het werkzame leven (de rechterkant van de U-vorm) significant grotere geestelijke gezondheidsverbeteringen ervaren als ze ouder worden.
Hoe komt het dat de geestelijke gezondheid van werklozen verbetert in de tweede helft van het leven? Dit heeft volgens Van de Kraats alles te maken met de sociale norm van werk. De sociale verwachting dat een individu werkt, oftewel de sociale norm van werk, neemt af met de leeftijd. Als meer leeftijdsgenoten al met (vroeg)pensioen zijn is de sociale norm om te werken waarschijnlijk lager, blijkt uit gegevens van tien Europese landen. De geschatte verbeteringen van geestelijke gezondheid door een afnemende sociale norm zijn groter dan de geestelijke gezondheidswinst van hoger onderwijs. Van de Kraats: “Dit suggereert dat er een aanzienlijk ‘onbenut welzijnspotentieel’ is onder werklozen en arbeidsongeschikten in het midden van het leven. Hierop zouden beleidsmakers kunnen inspelen om individueel welzijn te verhogen en de maatschappelijke kosten van geestelijke gezondheidsproblemen te verminderen.”
Vermindering sociale norm
Er zijn volgens Van de Kraats verschillende mogelijkheden om de sociale norm van werk te verminderen en zo de negatieve gevolgen voor werklozen en arbeidsongeschikten te verminderen. “Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van een basisinkomen of een kortere werkweek, waardoor de druk om een formele baan te hebben zou kunnen afnemen. Ook kan de overheid minder eisen stellen voor het ontvangen van een uitkering, zoals dat het in Nederland gebruikelijk is dat een individu een sollicitatieplicht heeft wanneer hij of zij een werkloosheidsuitkering ontvangt. Hiertegenover staat dat als er minder sociale druk is om een betaalde baan te hebben, de totale productie in de economie misschien wel kan dalen.”
Van de Kraats noemt ook maatregelen die niet direct proberen om de norm zelf aan te passen maar juist proberen het ervaren stigma rondom werkloosheid of arbeidsongeschiktheid weg te nemen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door werklozen en arbeidsongeschikten activiteiten te laten ontplooien waarbij ze zich goed voelen en positiever door anderen worden benaderd ondanks dat ze een uitkering ontvangen.