Bij Algemene Taalwetenschap staan drie onderzoeksvragen centraal: welke kenmerken hebben alle talen met elkaar gemeen, binnen welke kaders verschillen talen van elkaar en hoe kunnen we deze universele kenmerken en verschillen tussen talen verklaren? Voor het beantwoorden van deze vragen kijken we naar de grenzen van de menselijke cognitie, de spraak- en gehoororganen en de hersenen, we onderzoeken onder welke omstandigheden talen functioneren (binnen welke situationele, culturele en historische contexten), hoe taal zich ontwikkelt en hoe mensen een taal leren en kijken naar taalverlies, taalpathologie en taalcontact.
De theoretische inzichten die dit onderzoek oplevert, kunnen worden toegepast in alle domeinen waarin taal een rol speelt, van computers die informatie uit teksten kunnen destilleren (Computationele Lexicologie) tot de ontwikkeling van intelligente implantaten voor mensen met een gehoorstoornis (Toegepaste Taalwetenschap) en van het ontwikkelen van cursussen Nederlands als tweede taal tot Forensische Linguïstiek.