Oprichting
Op 20 oktober 1880 vond de oprichtingsbijeenkomst van de Vrije Universiteit Amsterdam plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. In de toespraak ‘Soevereiniteit in eigen kring’ zette de eerste rector magnificus Abraham Kuyper de idealen van de stichters uiteen. Doel was een universiteit die onafhankelijk – ‘vrij’ of ‘soeverein’ – was, niet gehinderd door bemoeienis van de overheid of de Nederlandse Hervormde kerk (die destijds veel invloed had op de theologie-opleidingen aan andere universiteiten).
In plaats daarvan was de VU nauw verbonden met de protestants-christelijke (of: gereformeerde) bevolkingsgroep in Nederland, die een universiteit wenste waar geloof en wetenschap met elkaar waren verbonden. De VUvereniging was de ledenorganisatie die verantwoordelijk was voor het bestuur en de koers van de universiteit. In de eerste driekwart eeuw werd de VU volledig bekostigd door de giften van haar achterban. Vanaf de jaren dertig werd er gespaard in het VU-busje met daarop de beeltenis van Abraham Kuyper, een spaaractie die was opgezet door de organisatie Vrouwen VU-hulp.
Ontwikkeling
De Vrije Universiteit Amsterdam was in de begintijd klein en gevestigd in het centrum van Amsterdam. Het hoofdgebouw bevond zich aan de Keizersgracht 162, waar drie faculteiten gevestigd waren: theologie, rechten en geesteswetenschappen. In het begin van de twintigste eeuw begon de universiteit te groeien. In 1907 werd een begin gemaakt met een medische faculteit, waarvoor een kliniek en fysiologisch laboratorium werd gebouwd aan het Valeriusplein in Amsterdam-Zuid. In 1930 volgde de bètafaculteit. De laboratoria voor natuur- en scheikunde kwamen aan de De Lairessestraat.
Oorlogstijd 1940-45
In de eerste oorlogsjaren ging het werk aanvankelijk zoveel mogelijk door, maar geleidelijk nam de repressie van de bezetter toe. In het voorjaar van 1943 werden studenten opgeroepen voor de Arbeitseinsatz in Duitsland en verplicht om een zogenaamde loyaliteitsverklaring te tekenen. De VU-leiding besloot de universiteit te sluiten. Veel studenten doken onder en verschillende VU-gebouwen groeiden uit tot haarden van verzet.
Toen de Vrije Universiteit Amsterdam na de bevrijding werd heropend, werd in herdenkingsbijeenkomsten teruggeblikt op de oorlogsperiode en werden de doden herdacht. Ook kwam er een herdenkingsmonument, met daarop de namen van alle oorlogsslachtoffers. Deze plaquette kreeg een centrale plaats in het universiteitsgebouw aan de Keizersgracht en bevindt zich nu in het hoofdgebouw, schuin tegenover de ingang van de aula.
Groei en verhuizing
Vanaf de jaren vijftig zette een sterke groei in. Er kwamen nieuwe studierichtingen, nieuwe faculteiten en er meldden zich steeds meer studenten aan. In 1970 telde de VU al 10.000 studenten en vanaf dat jaar werd de VU ook op gelijke wijze bekostigd als andere Nederlandse universiteiten. De traditionele gereformeerde identiteit werd geleidelijk losgelaten en de bijzondere identiteit werd vormgegeven middels allerlei initiatieven op het grensvlak van wetenschap, religie en samenleving.
Om de groei op te vangen werden steeds meer panden aangekocht of gehuurd, voornamelijk in Amsterdam-Zuid. Uiteindelijk werd besloten tot de bouw van een nieuwe campus in Amsterdam-Buitenveldert. In 1966 waren de eerste gebouwen gereed: het Academisch Ziekenhuis en de locaties voor Biologie en Natuurkunde (onderdeel van het zogenaamde W&N-gebouw). Het hoofdgebouw werd officieel geopend in 1973. Geleidelijk verhuisden steeds meer onderdelen naar de nieuwe campus. Voor studentenhuisvesting werd Studentencampus Uilenstede gebouwd.
Eenentwintigste eeuw
Vanaf de jaren 1990 groeide de Vrije Universiteit Amsterdam verder uit tot een internationale onderzoeks- en onderwijsuniversiteit. In de afgelopen tien jaar werd de campus vernieuwd en kreeg meer aansluiting op de nieuwe wijk Zuidas. VUvereniging, in de begintijd het belangrijkste bestuursorgaan, ondersteunt nu initiatieven die de bijzondere identiteit van de VU op eigentijdse wijze vormgeven.
Lees meer op Geheugen van de VU