Wat doen die docenten die studenten jarenlang na het afstuderen nog steeds herinneren? Ken Bain, een bekroonde docent en auteur van de bestseller ‘What do the best college teachers do’, heeft hier uitgebreid onderzoek naar gedaan. Volgens hem gaat het niet per se om wat deze docenten doen, maar vooral om wat ze begrijpen. Lesplannen en aantekeningen zijn daarbij minder belangrijk dan de manier waarop deze docenten hun onderwerp begrijpen en het menselijk leren waarderen. Ze geloven in twee dingen: dat lesgeven ertoe doet en dat alle studenten kunnen leren. Ken Bain onderscheid tien kenmerken van wat de beste academisch docenten doen. We zetten de tweede vijf in dit artikel uiteen in willekeurige volgorde.
Lees hier wat de eerste vijf kenmerken zijn.
6: je creëert een veilige en inclusieve leeromgeving
Je zorgt voor een omgeving waarin studenten zich veilig voelen om verschillende standpunten te overwegen en te delen, fouten te maken en (opnieuw) te proberen. Je zorgt voor inclusie in de groep door optimaal de ruimte te geven aan diversiteit. Denk aan diversiteit in: sociaal-economische achtergrond, culturele achtergrond, afkomst, etniciteit, gender, seksuele geaardheid, gezondheid, neurodiversiteit, geloofsovertuiging en politiek. Je studenten hebben het vertrouwen dat je hun werk eerlijk zal beoordelen. Je geeft de studenten de ruimte om gezamenlijk en van elkaar te leren. Studenten die veel moeite hebben met je vakgebied geef je extra aandacht, en blijf je altijd respectvol naar hen gedragen.
7: je bent je bewust van je maatschappelijke impact
Om goed les te kunnen geven over een onderwerp, is het niet alleen belangrijk veel over het onderwerp zelf te weten. Kennis en verbondenheid met de historische en professionele context, en de impact van het vakgebied op maatschappelijke vraagstukken is ook essentieel. Zo geef je je studenten een breder perspectief dat meer in verbinding staat met de maatschappij, hun leefwereld en hun toekomstige werk
8: je integreert je vakkennis, didactische kennis en ICT-vaardigheden
Je hebt niet alleen afzonderlijk kennis van je vakgebied, didactiek en technologie - maar kunt deze juist in samenhang met elkaar inzetten. Je weet dat de inzet van technologie op zichzelf geen doel is, maar een middel waar je didactisch onderbouwde keuzes over maakt. Je zet ICT in daar waar dat het leren versterkt. Hierbij zijn de drie elementen van het zogeheten TPACK-model in balans en geïntegreerd met elkaar: Pedagogical Knowledge (PK), Technological Knowledge (TK) en Content Knowledge (CK).
9: je blijft jezelf altijd ontwikkelen
Je hebt een scherp oog voor de resultaten, het leerproces en de voortgang van je studenten en wat jouw rol daarin is. Je reflecteert regelmatig en je onderwijs is daarom altijd een work in progress. In het bijzonder bij studenten met een zwakke academische achtergrond, daag je jezelf uit om ze verder te helpen. Je weet dat niet alleen de studenten leren, maar dat je als docent ook veel kan leren van je studenten en ook collega’s.
10: je durft te twijfelen
Wetenschap is altijd in beweging. Als goede docent weet je dat jouw kennis altijd bevraagd kan worden door je studenten. Ook nieuwe wetenschap kan veranderingen teweegbrengen in jouw vakgebied. Daarom straal je uit dat wetenschap is wat we tot nu toe weten, en blijf je altijd openstaan voor kritiek of nieuwe ideeën. Je weet veel, maar je durft het ook aan te geven als je het even niet weet.