1. De introductieweek is cruciaal
Tijdens de gesprekken met studenten kwam één ding heel duidelijk naar voren: de introductieweek is cruciaal voor binding. De invulling hiervan verschilt sterk tussen opleidingen. Door elkaars ervaringen te horen, kwamen de gevraagde VU-studenten tot een consensus over wat de optimale invulling hiervan is.
Laat studieverenigingen de introductieweek organiseren
Studenten weten zelf het beste wat leuke activiteiten zijn voor hun medestudenten, waar de meeste belangstelling voor is en hoe je studenten het beste kan bereiken. Werk als opleiding dus samen met de studieverenigingen bij het organiseren van de introductieweek. Dit heeft nog meer voordelen:
- Studenten maken meteen in het begin van hun studie al kennis met de studievereniging op een positieve en laagdrempelige manier. De kans dat ze actief lid worden van de studievereniging is dan veel groter. Wat ten goede komt aan de binding met de studie en studiegenoten.
- In de introductieweek leren studenten meteen bijna alle studiegenoten kennen. Veel instellingen hebben een introductieweek waar ze gemixt wordt met studenten van de hele instelling, niet specifiek van hun studie. Die vriendschappen verwateren vaak snel weer. Studenten leren hun medestudenten tijdens de eerste les of een veel kortere studie-introductie pas kennen. Om echt optimale binding te creëren, mix je tijdens de introductieweek dus studenten van dezelfde studie. Dat zijn de mensen die ze de hele studie nog blijven zien, dus met hen wil je de meeste binding creëren.
- Studenten leren al ouderejaarsstudenten van de eigen studie kennen. In de introductieweek worden ze ingedeeld in groepjes met ouderejaars als begeleiders. Zo leren ze deze ouderejaars heel goed kennen, ze krijgen er echt een band mee. Als ze dus ooit vragen hebben over de studie die alleen ouderejaars studenten kunnen beantwoorden, weten ze precies naar wie ze toe moeten. Bij studies waar je dit niet hebt, zijn ouderejaars minder toegankelijk.
Andere dingen om over na te denken bij introductieweken:
- Geef budget aan de studieverenigingen om de introductietijd te organiseren. Je wilt niet dat eerstejaarsstudenten zelf nog moeten bijbetalen voor activiteiten. Dit maakt naar de introductieweek gaan laagdrempeliger en inclusiever.
- Stuur zelf zo min mogelijk op het programma tijdens de introductieweek. Veel opleidingen willen zelf het dagprogramma bepalen en het avondprogramma is dan voor de verenigingen. Maar dit gaat niet ten goede van de binding. Geef de studenten het eigenaarschap.
- Maak geen aparte inschrijving voor het dag- en avondprogramma. Normaliseer dat iedereen gewoon overal aan meedoet. Anders vallen sommige studenten buiten de boot die bijvoorbeeld niet genoeg geld (over) hebben voor het avondprogramma of niet zo van feestjes houden. Studenten kunnen zelf bepalen of ze weg willen, maar stimuleer niet om na het dagprogramma al weg te gaan. De meeste binding vindt namelijk plaats tijdens de feestjes.
- Organiseer echt een introductieWEEK. Kleinere studies organiseren bijvoorbeeld vaak maar een introductiedag. Dit is niet genoeg voor de studenten om binding te krijgen met de studie en studiegenoten.
- Masterstudenten en pre-masterstudenten hebben ook behoefte aan een introductieweek. Veel studenten wisselen van instelling, hebben een tussenjaar genomen of vrienden zijn naar andere instellingen gegaan. Zij moeten opnieuw hun medestudenten leren kennen. Ook blijven de mensen die al iemand kennen, vaak bij datzelfde groepje en leren de rest niet kennen. Ook deze groepen studenten hebben binding nodig, dus sla hun introductieweek niet over.
De introductieweek is dus het belangrijkste element voor studentenbinding, maar er zijn ook dingen die je als docent tijdens vak kunt doen om de binding te versterken.
2. Gebruik dezelfde groepen voor mentor- en werkgroepen
De beste band krijg je met je medestudenten als je ze veel ziet. Het is daarom een aanrader om steeds dezelfde mentor- en werkgroepen te gebruiken. Het beste is het als ook dezelfde werkgroepdocent of mentor bij die groep betrokken is, zodat ze niet alleen binding hebt met de medestudenten maar ook met een docent. Meerdere van de geïnterviewde studenten hebben aangegeven dat dit is hoe hun studie is ingericht en dat dit heel goed werkt. Ze voelen zich echt verbonden met die groep studenten. Een bijkomend voordeel is volgens hen dat ze elkaar goed kennen en dus precies van elkaar weten wat ze kunnen verwachten bij het samenwerken aan opdrachten. Daardoor passen ze zich makkelijker aan. Voelt een student zich niet prettig binnen de eigen groep? Wisselen moet geen probleem zijn. Wat de studenten nog wel als tip meegeven: zorg dat de mentor- en werkgroepen niet dezelfde groepen zijn als de introductieweekgroepen, anders komt er van leren niets terecht.
3. Werken in kleine groepjes
Studenten zijn er duidelijk over: de beste binding ontstaat in kleine groepjes. Toch kunnen de hoorcolleges ook bijdragen aan binding. De meer assertieve studenten geven aan dat ze de hoorcolleges heel fijn vinden omdat ze dan eens naast een willekeurig iemand kunnen zitten en die leren kennen. Het gesprek komt dan vanzelf wel op gang. Noodzakelijk hierbij is dat studenten op tijd de zaal in kunnen om vooraf al even te kunnen kletsen. Ook de pauzes zijn van belang. Ze kunnen dan blijven zitten en met elkaar praten of samen koffie halen. Nog iets wat je als docent kunt doen om hieraan bij te dragen: geef opdrachtjes om in een klein groepje met elkaar te overleggen. Hierdoor leren de studenten, de mensen die bij ze in de buurt zitten kennen. En natuurlijk is het fijne aan alle fysieke colleges, of dat nou hoor- of werkcolleges zijn, dat studenten na afloop samen kunnen blijven hangen om elkaar te leren kennen.
4. Gebruik ICT om de binding onder studenten te optimaliseren
De tips die de studenten hebben gegeven waren duidelijk tijdens de interviews: je moet elkaar fysiek zien om optimale binding te bereiken. Maar dat betekent niet dat ICT helemaal geen rol speelt. WhatsApp is de meest belangrijke tool om binding te creëren. Studenten maken zelf WhatsAppgroepen voor bijvoorbeeld hun jaarlaag, voor hun werkgroepen en om samen te werken Door die groepen kunnen studenten elkaar gemakkelijk bereiken en staan ze constant met elkaar in contact. Bijvoorbeeld om informatie over de studie door te geven, maar ook om met elkaar af te spreken. Geef als docent daarom altijd even de tijd tijdens één van de eerste colleges om ervoor te zorgen dat alle studenten in de WhatsAppgroep zitten. Zelf hoef je hier als docent niets mee te doen, behalve de ruimte geven aan studenten voor dit doel. Zo garandeer je dat niemand buiten de groep valt.
Door de coronatijd hebben de studenten nog andere manieren ontdekt waarop ICT kan bijdragen aan de binding. De VU-studenten zijn bijvoorbeeld positief over tools als Perusall en FeedbackFruits. Met deze tools lezen ze samen de literatuur, kunnen ze direct in de tekst aan elkaar vragen stellen en anderen kunnen hierop reageren. De studenten vinden het vooral heel fijn om te weten dat ze er niet alleen voor staan tijdens het studeren. Het is fijn om de vragen en opmerkingen van anderen te lezen, zo zie je dat je niet de enige bent die aan het werk bent of iets niet helemaal begrijpt. De studenten helpen elkaar om de literatuur wel te begrijpen. Studenten geven wel aan dat dit niet de manier is om optimale binding te creëren, maar dat deze tool wel de binding en het groepsgevoel versterkt. Ze raden het gebruik van deze tools dan ook zeker aan aan docenten.