Bij groepswerk werken studenten samen als een team. Enerzijds verwerven studenten kennis door samen aan iets te werken; anderzijds kan leren samenwerken een doel op zich zijn in groepswerk.
Wanneer kies je voor groepswerk?
Onderzoek is het erover eens: groepswerk is een effectieve en efficiënte manier om studenten bepaalde dingen te leren. Maar wat leren studenten nu precies door groepswerk? Ga na of je opleiding leerdoelen heeft die het beste bereikt worden door samen te werken in een groep. Bijvoorbeeld:
- (meta)cognitieve doelen: actief luisteren naar en meedenken met medestudenten, kritisch reflecteren op eigen begrip, misvattingen signaleren, verwarring ophelderen, tegenstrijdige verklaringen blootleggen, onderwerpen in eigen woorden samenvatten en uitleggen, plannen ontwikkelen, bijstellen en opvolgen, enz.
- samenwerkingsvaardigheden: communicatie, management, leiderschap, enz.
- sociale vaardigheden: feedback geven op een constructieve manier, rekening houden met de suggesties van anderen, enz.
Heeft je vak dit soort leerdoelen? Dan is groepswerk uiteraard een goede optie. Maar vergeet niet dat groepswerk in de eerste plaats een samenwerkingstaak is. Dat betekent dat studenten moeten samenwerken om een product af te leveren; het werk kan dus niet willekeurig over groepsleden worden verdeeld en kan niet door één persoon worden uitgevoerd zonder de inbreng van andere groepsleden. Denk dus goed na: genereert de opdracht nuttige samenwerkingstaken die tot leren leiden? Of is het alleen maar een tijdrovende taak die het de studenten moeilijk maakt om met elkaar te overleggen zonder dat het enige waarde toevoegt? Groepswerk zal dan resulteren in onthechte en ontevreden studenten.
Hoe geef je groepswerk vorm?
Bepaal als docent de volgende elementen voordat je met het groepswerk begint. Op die manier krijg je een goed beeld van het groepswerk en maak je bewuste keuzes. Vervolgens verduidelijk je je keuzes aan de studenten.
Begin met duidelijke doelstellingen
- Wat moeten de studenten weten en kunnen als ze het groepswerk hebben voltooid? Zie hierboven voor voorbeelden van veel voorkomende leerdoelen in groepswerk. Bekijk de vakcompetenties van je vak en vertaal ze naar concrete, duidelijke doelstellingen voor het groepswerk. Haalbare doelstellingen, authentieke probleemstellingen en gepaste complexiteit verhogen de motivatie van de studenten om actief deel te nemen aan het groepswerk.
- Bepaal op basis van de doelstellingen hoe de taak eruit moet zien en welke middelen de studenten moeten krijgen. Vermijd vrije opdrachten: zij vergemakkelijken "free-riding"-gedrag. Gebruik deze doelstellingen ook als basis om de beoordelingscriteria te ontwikkelen. De beoordelingsmethode bepaalt immers de manier waarop de groep functioneert. Lees meer over hoe groepswerk te beoordelen.
- Vergeet ten slotte niet om in de studiehandleiding duidelijk aan te geven hoe de cijfers voor de eindevaluaties en de doorlopende evaluaties worden berekend en voor hoeveel procent ze meetellen in het eindcijfer. Vermeld altijd in de studiehandleiding dat je als hoofddocent eindverantwoordelijk bent voor het eindcijfer van het groepswerk. Als het echt nodig is, mag je bijvoorbeeld afwijken van het cijfer dat anderen (bv. medestudenten of externen) geven of van de vooraf afgesproken rekensleutel (bv. als volgens die sleutel elk groepslid hetzelfde cijfer zou moeten krijgen). Geef in zo'n geval altijd een afdoende motivering.
Groepssamenstelling
Bepaal hoe de groepen georganiseerd en verdeeld moeten worden. Bepaal ook de grootte van de groepen.
Formaat van de groepen
Maak een weloverwogen keuze tussen mogelijke groepsformaties: jigsaw, het mastersysteem, interdisciplinair groepswerk, complementair groepswerk, projectwerk, parallel groepswerk, probleemgestuurd leren... De manier waarop groepswerk wordt georganiseerd heeft invloed op wat studenten tijdens groepswerk leren, bv. uithoudingsvermogen, manieren om met conflicten om te gaan of om samen kennis op te bouwen.
Concurrentie tussen de groepen kan motiverend en stimulerend werken. Geef elke groep ook een duidelijke identiteit, bijvoorbeeld door aan elke groep een ander onderzoeksonderwerp toe te wijzen. Beide elementen bevorderen een teamgeest.
Groepsgrootte
Een groep van vier tot zes personen is ideaal. Volgens het Ringelmann-effect geldt: hoe groter de groep, hoe lager de individuele prestatie.
Als je voor grotere groepen kiest, zorg er dan voor dat individuele bijdragen zichtbaar zijn om meeliftgedrag te voorkomen. Vraag de studenten bijvoorbeeld een logboek bij te houden en een taakverdeling op te stellen en in te leveren, een tussentijdse follow-up uit te voeren, peer-feedback of -beoordeling te organiseren, enz. Je kunt de studenten ook rollen geven die tijdens het groepswerk kunnen variëren. Voorbeelden zijn:
- organisatorische rollen zoals voorzitter, verslaggever, materiaalbeheerder, timer, bemiddelaar, enz.
- inhoudelijke of vakspecifieke rollen zoals klant-manager-werknemer, leerling-ouder-onderwijspredikant-directeur-docent, bouwer-architect-aannemer, advocaat-verdachte-rechter-burgerlijke partij-aanklager, enz.
Groepen organiseren
Overweeg willekeurige groepen te vormen. Studenten moeten bijvoorbeeld leren samenwerken met mensen die ze niet zo goed kennen. Dat kan op zich een leerzame ervaring zijn, maar het is ook aan te bevelen wanneer studenten elkaar in groepswerk moeten beoordelen en je de invloed van vriendschappen zo klein mogelijk wilt houden.
Vorm heterogene groepen, indien mogelijk. Heterogeniteit kan betekenen:
- Verschillen in intellectuele vaardigheden, voorkennis, enz.
- Verschillen in taakgerelateerde vaardigheden, interpersoonlijke vaardigheden, kennis van groepsdynamiek, enz.
- Verschillen in interessegebieden, evenwicht tussen mannen en vrouwen, enz.
- Heterogene groepen zijn een krachtig instrument voor studenten om te leren omgaan met verschillen en om de toegevoegde waarde van diversiteit te leren benutten. Een heterogene groep creëert een verscheidenheid aan nieuwe perspectieven die het denken stimuleren.
Verander de groepssamenstelling niet tijdens een lopende opdracht (tenzij het onderdeel is van de groepsvorming, bijvoorbeeld een jigsaw). Als er verschillende opdrachten worden aangeboden in een cursusonderdeel, verander dan de groepssamenstelling bij elke opdracht. Op die manier zijn studenten meer gemotiveerd om verschillende rollen aan te nemen binnen de groepsprocessen en aan te sluiten bij verschillende groepsdynamieken.
Hoe begeleid je groepswerk?
Geef tussentijdse feedback. Studenten vinden dat over het algemeen heel zinvol. Feedback werkt motiverend omdat het studenten inzicht geeft in hun eigen leerproces en functioneren. Bij groepswerk, zeker als het gaat om langlopende opdrachten, is het raadzaam tussentijdse contactmomenten met de verschillende groepen te organiseren.
Als je de beoordelaar van het groepswerk bent, is het beter om het groepswerk niet zelf te begeleiden. Laat de begeleiding over aan andere docent(en), assistenten of externen. Plan ook verschillende feedbackmomenten in. Er zijn verschillende vormen:
Geplande contactmomenten
Een wekelijks contactmoment is vooral van belang voor studenten die voor het eerst aan groepswerk deelnemen. Een strakke opvolging motiveert en verlaagt de drempel. Laat in het begin voldoende ruimte voor de studenten om aanvullende vragen te stellen over de opdracht. Naar het einde toe zul je merken dat de contactmomenten meer op de inhoud gericht zijn. Vraag de studenten om na elke bijeenkomst een verslag te schrijven van het contactmoment. Dat is een meerwaarde voor zowel de begeleider als de studenten. Het opschrijven van afspraken vergemakkelijkt latere vervolgstappen, omdat je er in een later stadium naar kunt verwijzen. Afhankelijk van de opdracht en de ervaringen van de studenten met groepswerk, kun je er ook voor kiezen om slechts één of enkele contactmomenten te voorzien, in plaats van één per week.
Supervisie en intervisie
Bij supervisie en intervisie heb je een procesgericht gesprek met minder aandacht voor de inhoud van de taak. Wanneer dat gesprek plaatsvindt onder leiding van een begeleider (lees: adviseur), is er sprake van een supervisiegesprek. Wanneer de groep bestaat uit gelijkwaardige gesprekspartners, is er sprake van een intervisiegesprek.
Advieskrediet
Bij het advieskrediet heeft elke groep recht op een vooraf bepaald aantal uren begeleiding. Wanneer ze vastzitten, kunnen groepen een afspraak maken met een begeleider. Door het advieskrediet te beperken, stimuleer je studenten om zelf na te denken en actief naar oplossingen te zoeken.
Wat zijn de verschillende fases van groepswerk?
De instructiefase
In deze fase leg je de opdracht aan de studenten uit: Wat houdt de opdracht in? Waarom heb je gekozen voor groepswerk?
Informatie over de opdracht
- Introduceer het onderwerp, activeer voorkennis en wek belangstelling voor het onderwerp en de opdracht. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een lezing te geven, een studiebezoek te organiseren of een gastspreker uit te nodigen.
- Leg de opdracht uit en geef instructies over de werkmethode. Welke methode(n) kunnen de studenten hanteren voor de opdracht, hoeveel tijd kunnen ze besteden aan bepaalde fasen, welke rollen moeten ze verdelen onder de groepsleden? Hoe minder ervaring studenten hebben met samenwerken, omdat het bijvoorbeeld nog niet in het programma aan de orde is geweest, hoe meer begeleiding je als docent biedt.
- Verduidelijk wat van de studenten wordt verwacht op het vlak van de beoordeling. Wat wordt er beoordeeld en hoe, en wat zijn de beoordelingscriteria en -instrumenten? Wat zijn de beoordelingspunten en wat zijn de (tussentijdse) deadlines? Wie zijn de beoordelaars?
- Geef ook aan hoe de begeleiding eruit zal zien. Bij wie kan de student terecht met vragen en wanneer? Bij wie kunnen ze terecht als ze geen oplossing vinden voor een onproductief groepslid?
- Zorg voor tijd om vragen over de opdracht van studenten te behandelen. Het is niet aan te raden de opdracht tijdens het proces te veranderen. Neem eventuele problemen mee naar de volgende keer dat je het groepswerk organiseert.
Informatie over samenwerken
- Geef aan waarom samenwerking nodig is voor de opdracht en wat de toegevoegde waarde ervan is. Als beter leren werken een doelstelling van de opdracht is, verduidelijk dit dan aan de studenten. Welke samenwerkingsvaardigheden moeten de studenten ontwikkelen?
- Moedig de studenten aan een actieplan op papier te zetten. Dit plan omvat hoe zij de taak willen aanpakken, wie welke verantwoordelijkheden draagt, wat hun doelstellingen op korte, middellange en lange termijn zijn, de notulen van de vergaderingen, enz.
- Laat de studenten kennismaken met het werken in groepen door bijvoorbeeld: een kleine opdracht te geven waarin elke student een rol speelt, een training in vergadertechnieken te geven of een praktijkgeval te behandelen, enz.
De implementatiefase
In de voorbereidingsfase heb je al bepaald wie wanneer begeleiding gaat geven. Tijdens de implementatiefase is de begeleiding taakgericht, daarna relatiegericht, afhankelijk van de fase waarin de groep zich bevindt. In het begin van het groepswerk zal de taakgerichtheid overheersen, maar verlies de relatiegerichtheid niet uit het oog.
Interventies voor taakgerichte begeleiding
Beantwoord vragen van studenten en stuur de groep bij waar nodig. Afhankelijk van het niveau van de studenten en de ervaring met groepswerk, kun je relevante bronnen aanreiken, referenties geven of de studenten begeleiden bij hun onderzoek.
Interventies relatiegerichte begeleiding
- Vaak weten leerlingen niet hoe ze moeten samenwerken en dat is ook iets wat ze moeten leren. Door tijdens begeleidingsmomenten een setting te creëren die interactie bevordert, leer je leerlingen hoe ze meer invloed kunnen hebben op de prestaties van de groep. Zorg er bijvoorbeeld voor dat verschillende leerlingen hun mening kunnen geven of af en toe vragen kunnen stellen in de groep. Pas op voor overspraak en stimuleer out-of-the-box denken.
- Observatie van groepen kan ook input geven voor relatiegerichte begeleiding. Geef leerlingen feedback op hun manier van samenwerken door middel van een evaluatie. Zeker als samenwerking of sociale vaardigheden onderdeel zijn van de doelstellingen van de opdracht, is zo'n evaluatie relevant.
- Tenslotte kun je tijdens een begeleidingsmoment ook aan leerlingen vragen om zichzelf, elkaar en het algemeen groepsfunctioneren te beoordelen.
De rapportage- en beoordelingsfase
Ten slotte moeten de studenten verslag uitbrengen over hun proces en product, zodat je beide elementen als docent kunt evalueren. Deze rapportage en beoordeling kan op verschillende manieren gebeuren. Leer meer over hoe je groepswerk beoordeelt.
Wat zijn de aandachtspunten in groepswerk?
Hoe ga je om met disfunctionele groepen?
Bij groepswerk spelen problemen als free-riding (meeliften), social loafing (de individuele bijdrage neemt af naarmate deze minder zichtbaar wordt) of andere (sociale) conflicten tussen groepsleden. Door bewuste keuzes te maken bij het ontwerpen van de opdracht, kun jedeze problemen grotendeels vermijden:
- Een authentieke probleemstelling met duidelijke en haalbare doelstellingen verhoogt de motivatie van leerlingen.
- Een goed doordachte groepssamenstelling zorgt ervoor dat individuele bijdragen van elk groepslid noodzakelijk en zichtbaar zijn.
- Adequate begeleiding en monitoring zorgen ervoor dat je problemen vroegtijdig kunt opsporen en oplossen.
- Een adequate beoordeling houdt rekening met de bijdragen van alle groepsleden. Denk bijvoorbeeld aan het groepsproces, een groepspresentatie, de houding van leerlingen, de individuele inbreng, peer assessment waarbij leerlingen elkaar beoordelen, enzovoort. Leer meer over hoe je groepswerk beoordeelt.
Wat doe je als leerlingen, ondanks bovenstaande maatregelen, aangeven dat er onderling conflicten zijn die ze als groep niet zelf kunnen oplossen? Hier volgen enkele tips:
- Intervenieer bij relatieconflicten, niet bij constructieve conflicten. Bij relatieconflicten (bv. interpersoonlijke tegenstellingen, spanningen en vijandigheden...) kan de productiviteit van groepen zeer snel afnemen. Sta constructieve conflicten met betrekking tot taakgerelateerde aspecten toe. Dit stimuleert discussie, bevordert een kritische kijk op problemen en leidt tot betere beslissingen. Conflictloze teams lopen het risico apathisch te worden en te stagneren.
- Negeer het signaal niet. Het is raadzaam om als leidinggevende in te grijpen. Zo niet, dan zal de productiviteit van dergelijke groepen aanzienlijk afnemen.
- Vermijd het opsplitsen van de groep. Luister in plaats daarvan naar de klachten van de leerlingen en ga vooral na wat het probleem is door met alle groepsleden te praten. Neem een neutrale positie in, zodat de groepsleden het conflict kunnen oplossen en constructief verder kunnen werken aan de opdracht.
- Ga dieper in op feitelijke en concrete informatie in discussies, filter emoties uit het gesprek. Vraag naar de taakverdeling en hoe die uitpakt voor de groepsleden. Laat je niet leiden door de versie van één deel van de groep; praat met alle groepsleden. Verkrijg altijd de objectieve feiten om te beslissen welke stappen je moet nemen om verder te komen.
- Oplossingen voor groepsconflicten kunnen vaak gevonden worden in een verandering van rolverdeling, het duidelijk afbakenen van de deelopdrachten en verantwoordelijkheden van de groepsleden, individuele begeleiding van (een) groepslid/groepsleden, enz. Welke oplossing stellen de leerlingen zelf voor?
- Voel je niet verplicht om leerlingen meteen een antwoord te geven als leerlingen geen oplossing vinden of een twijfelachtige oplossing voorstellen. Oplossingen zoals het uitsluiten van een groepslid of het ontbinden van een groep kunnen grote gevolgen hebben. Vraag de leerlingen om een moment van reflectie en zeg hen dat je later bij hen terugkomt met een antwoord.
- Ontbind een groep alleen als er geen andere mogelijkheid is.
- Wijk alleen af van een groepscijfer of rekensleutel als het echt niet anders kan. Door op de cursusfiche te vermelden dat je als hoofddocent eindverantwoordelijk blijft voor het eindcijfer van het groepswerk (zie ook UGent-toets principe 15), kunt u, indien het absoluut noodzakelijk is, afwijken van het cijfer dat anderen (bv. medestudenten of externe bedrijven) geven of van de voorgestelde rekensleutel (bv. als volgens deze sleutel elk groepslid hetzelfde cijfer krijgt). Zorg er als docent altijd voor dat je het eindcijfer kunt verantwoorden.
Bovenstaande informatie is gebaseerd op het werk van de Universiteit Gent. De VU Amsterdam heeft kleine wijzigingen en aanvullingen aangebracht om aan te sluiten bij de context van de VU Amsterdam.
Meer weten?
Bulteel, L., Van Damme, J., Braeckman, L., Defloor, T., Gemmel, P., & Maes, L. (2010). Kwaliteitsvol evaluatiebeleid in masteropleidingen.
Clement, M., & Laga, E. (2005). Steekkaarten doceerpraktijk. Antwerpen: Garant.
Cohen E.G. (1994). Disigning groupwork: Strategies for the heterogeneous classroom (2nd ed.). Teachers college, NY: Teachers college press.
Davis, M. H., & Karunathilake, I. (2005). The place of the oral examination in today's assessment systems. Medical Teacher, 27(4), 294-297.
Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2005). Samenwerkend leren. Noordhoff Uitgevers Bv.
Hoogeveen, P., & Winkels, J. (2008). Het didactische werkvormenboek. Uitgeverij Van Gorcum.
Kallenberg, A. J. (2003). Leren (en) doceren in het hoger onderwijs. Boom Koninklijke Uitgevers.
Pauli, R., Mohiyeddini, C., Bray, D., Michie, F., & Street, B. (2008). Individual differences in negative group work experiences in collaborative student learning. Educational Psychology, 28(1), 47-58.
Valcke, Martin. (2018). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap : van leren naar instructie : deel 1. Leuven: ACCO.
Watkins, R. (2004). Groupwork and assessment: The handbook for economics lecturers. Economics Network, 1-24.