Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Zo maak je ideale groepen voor groepswerk

Terug naar het overzicht van alle didactische tips
Laatst gewijzigd op 21 oktober 2024
Groepswerk is een belangrijke werkvorm: studenten leren van elkaar en doen vaardigheden op die cruciaal zijn voor hun latere loopbaan, zoals samenwerken, plannen en communiceren. Maar studenten zijn allemaal verschillend en hoe stel je dan de groepen het beste samen? Lees in deze didactische tip hoe je dit kunt doen.

Als je een aantal kenmerken van studenten tot je beschikking hebt, kun jij de ideale groepjes samenstellen om het meest uit groepswerk te halen. Met de nieuwe Group Formation Tool van FeedbackFruits in Canvas kun je vragen voorleggen aan studenten en op basis daarvan deze groepen automatisch laten maken. Maar welke vragen kun je het beste stellen om ideale groepen te vormen?

Alle studenten zijn verschillend: ze hebben een erg druk leven, ze hebben verschillende doelen en brengen verschillende kennis en vaardigheden met zich mee. Studenten hebben hierdoor uiteenlopende voorkeuren over wanneer en hoe ze aan een groepsopdracht willen werken. Soms willen ze het liefst met gelijkgestemden samenwerken want dat lijkt gemakkelijker. Als docent wil je misschien juist studenten met verschillende achtergronden mixen om verschillende perspectieven in de aanpak en uitwerking van opdrachten te mengen en zo de uitdaging voor studenten te verhogen.

Vraag 1: wanneer en waar werk je aan de opdracht?
Door hun drukke leven is het verstandig om de studenten te vragen op welke dag in de week ze het liefst samen aan de opdracht werken. Welk moment komt hen het beste uit? Zo worden er groepjes gevormd die ook daadwerkelijk tijd hebben om samen aan de opdracht te werken en dus van elkaar te leren.

Een andere vraag die je kunt stellen: wanneer start je het liefste aan de opdracht? Meteen vanaf het begin of doe je liever het meeste werk tegen het einde van het vak? Door hiernaar te vragen, voorkom je onnodige stress en ook dat studenten die graag meteen beginnen niet al het werk alleen doen.

Tenslotte is de locatie om samen te werken ook van belang. Sommige studenten wonen dicht bij elkaar en kunnen makkelijk ergens in de buurt afspreken. Anderen wonen veel verder weg. De een spreekt liever face-to-face ergens af, terwijl de ander graag online samenwerkt. Dit soort logistieke vragen stellen en groepjes op basis hiervan indelen, bevordert het samenwerkingsproces. De ideale groepjes vorm je door de studenten in te delen op basis van overeenkomstige antwoorden.

Vraag 2: waar ligt je interesse?
Studenten zijn het meest gemotiveerd wanneer ze zelf kunnen kiezen wat ze leren. Bij opdrachten is er vaak een zekere mate van vrijheid bij het kiezen van het onderwerp. Zorg dat studenten met dezelfde interesses in dezelfde groep zitten, zodat ze hun eigen leerdoelen kunnen nastreven en met plezier aan de opdracht kunnen werken.

Vraag 3: welke talenten breng je in?
Alle studenten hebben bij aanvang van een vak een verschillende mate van voorkennis. De een weet al heel veel van het onderwerp, de ander heeft al vergevorderde samenwerkingsvaardigheden. Iedereen heeft wel kwaliteiten en eerder opgedane ervaringen waar de andere groepsgenoten van kunnen leren.

Bij interdisciplinaire vakken kan je naar de studierichting van de student vragen. De ideale groepjes worden hier gevormd door studenten van zo uiteenlopend mogelijke richtingen in groepjes te plaatsen. Ze leren namelijk het meest van elkaars expertises en kunnen de opdracht zo samen naar een hoger niveau tillen. Houd er wel rekening mee dat verschillen ook voor wrijving kunnen zorgen. Een goede begeleiding in het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden is daarom erg belangrijk.

Het vaststellen van andersoortige voorkennis is helaas niet zo eenvoudig. Het is op zich mogelijk een aantal inhoudelijke vragen te stellen over het vak, maar dat zegt weinig. Beter is wellicht om te vragen naar een eerder behaald cijfer voor een soortgelijk vak, of laat de studenten hun eigen voorkennis inschatten. Dit doe je door bijvoorbeeld een lijst aan kwaliteiten op te stellen en de studenten te vragen waar zij vinden dat hun sterke en zwakke punten liggen.

Vraag 4: welke rol wil je op je nemen tijdens het samenwerken?
De ene student neemt tijdens het samenwerken het initiatief, terwijl de ander liever even afwacht. De ene weet precies wat die wil, terwijl de ander graag oplossingen uitwerkt. Studenten kunnen verantwoordelijkheid nemen (of toebedeeld krijgen) voor verschillende rollen, zoals leider, notulist, toezichthouder, het bijhouden van tijd, maar ook inhoudelijke rollen als de data-analist of de ideeënbedenker. Waar herkennen studenten zich het meest in? En welk gedrag zijn ze van plan te vertonen tijdens deze groepsopdracht? Misschien willen ze wel eens oefenen met een andere rol? Oftewel: welke doelen en ambities hebben de studenten? De ideale groepjes zijn gemengd. Zo krijgen de studenten de kans om te werken aan het verbreden van hun repertoire aan rollen.

Ter overdenking – wat niet mag
Een belangrijke vorm van frustratie onder studenten is dat ze tijdens groepsopdrachten verschillende ambities hebben. De ene student gaat voor een hoog cijfer, de ander is tevreden met een zesje (bijvoorbeeld als ze ook veel andere prioriteiten hebben). Als deze studenten samen in een groep zitten, is de kans op onenigheid groter en zal de student die een hoog cijfer wil halen het meeste werk doen. Uit onderzoek is bekend dat dit resulteert in frustratie rondom groepswerk. Als je deze frustratie wil voorkomen zou je aan de studenten kunnen vragen welke ambitie ze hebben voor een opdracht (bijvoorbeeld het cijfer of de verwachte inzet) en de studenten met hetzelfde antwoord vervolgens bij elkaar in de groep te plaatsen.

Dit indelingsprincipe is echter ethisch onverantwoord. Immers, je ziet als docent dan al op voorhand of studenten zichzelf ambitieuzer achten dan anderen en dat zal je beoordeling beïnvloeden, nog los van de vraag of studenten eerlijk zouden antwoorden.

Een vergelijkbare ethische overweging is of je studenten in zou willen delen op gender of welke religie ze aanhangen. Dergelijke gegevens zijn vanuit privacyoverwegingen zeer gevoelig en mag je als docent niet opvragen en gebruiken.

Wil je nog meer weten over het ondersteunen van groepswerk?
Wil je groepsopdrachten nog beter ondersteunen? De VU heeft een Self-help kit Groepswerk ontwikkeld met kant-en-klare materialen die jij en je studenten rechtstreeks in het onderwijs kunnen gebruiken. Of lees de didactische tip over het tegengaan van meeliftgedrag.

Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat je als opleiding een duidelijk plan hebt hoe je door het curriculum heen werkt aan de ontwikkeling en beoordeling van samenwerkingsvaardigheden. Spreek af hoe groepen in verschillende cursussen worden samengesteld, begeleid en getoetst. En samenwerking moet bij voorkeur ook in de leerdoelen zijn benoemd en expliciet begeleid en beoordeeld. Het VU CTL kun je helpen via de aanpak van ‘Zichtbare Leerlijnen’ om je curriculum hierop door te lichten en verbeteren. Neem contact op met het VU CTL als je hier meer over wilt weten.

Referenties
Tucker, R., & Abbasi, N. (2016). Bad Attitudes: Why Design Students Dislike Teamwork. Journal of Learning Design, 9(1), 1–20.

De tips voor activerend blended onderwijs worden mogelijk gemaakt door het VU Centre for Teaching & Learning.

Direct naar

Onderzoek Research and Impact Support Portal Universiteitsbibliotheek Persvoorlichting VU

Studie

Onderwijs Studiegids Canvas Studentenbalie

Uitgelicht

Doneer aan het VUfonds VU Magazine Ad Valvas

Over de VU

Over ons Contact en route Werken bij de VU Faculteiten Diensten
Privacy Disclaimer Veiligheid Webcolofon Cookies Webarchief

Copyright © 2024 - Vrije Universiteit Amsterdam