In de 17e eeuw zijn het vooral de strijkinstrumenten die door bouwers zoals Stradivari tot perfectie worden gebracht. Het eerste professionele instrumentale ensemble in de Westerse muziekgeschiedenis, les 24 violons du Roi in Versailles, bestaat dan ook uit strijkinstrumenten. In de opera’s die Jean-Baptiste Lully voor de Zonnekoning schreef, spelen ook al enkele houten blaasinstrumenten mee, zoals de hobo en de fagot. Deze instrumenten zijn eveneens vertegenwoordigd in de diverse orkesten van 18e-eeuwse aristocraten, wat bijvoorbeeld te horen is in de vroege symfonieën van Haydn.
Koperen blaasinstrumenten bestaan al in die tijd, maar worden vooral ingezet in andere contexten, zoals de jacht (hoorns) en het leger (trompetten). Wanneer componisten deze instrumenten willen opnemen in het symfonieorkest, ontstaan er echter problemen vanwege de verschillende stemmingen van blaas- en strijkinstrumenten. Dit maakt het lezen van een orkestpartituur uitdagend, vanwege de diversiteit aan stemmingen en de bijbehorende notatieconventies voor de verschillende instrumenten.
In de cursus worden de stemmingen van de verschillende blaasinstrumenten besproken en geoefend. Aan de hand van partituurbladzijden die in complexiteit toenemen, legt de docent de opbouw van orkestpartituren uit.
Onderwijsvorm: 10 hoorcolleges met ruimte voor vragen na afloop.
Literatuur: Gedrukte syllabus.
Studiebelasting: Enkele uren per week.
Verwachte voorkennis: Kennis van en een goede leesvaardigheid in de gebruikelijke notatie van notenwaarden in de Westerse muziek is een vereiste.
Meer over deze cursus
Inleiding
Data, kosten en inschrijven