De minor ‘Gezin, recht en forensische gedragswetenschappen’ wordt afgesloten met een groepsopdracht waarin studenten de kennis die zij verworven hebben, toepassen op een centraal thema van de minor. De thema’s van de groepsopdracht variëren van internationale kinderontvoering tot jeugdstrafrecht en vechtscheidingen. In het vak gaat het erom dat studenten multidisciplinaire inzichten uit de eerdere vakken van de minor verbinden met casuïstiek. Vanuit een zelfgekozen casus, binnen de grenzen van het toegewezen thema, komen groepen tot een toetsbare probleemstelling die zij wetenschappelijk gaan onderzoeken. Op deze manier worden studenten uitgedaagd om te schakelen tussen praktijk en wetenschap.
Het vak bestaat uit wekelijkse hoorcolleges en/of werkcolleges. In de hoorcolleges ontvangen studenten plenair instructie over de opdrachten en kunnen studenten vragen stellen aan de coördinatoren van het vak. Er komt geen inhoudelijke kennis aan bod. In de werkcolleges komen 4 of 5 groepen samen, die allen dezelfde begeleider hebben. Tijdens de werkcolleges wordt gewerkt aan de groepsopdracht en geven groepen tussentijdse presentaties over hun gekozen casus, de probleemstelling en hun wetenschappelijk onderzoek.
Minorpaper is een intensief vak, van drie weken en vraagt om volledige beschikbaarheid van de student. Later starten is niet mogelijk en van studenten wordt een hoge mate van inzet en zelfstandigheid verwacht.