Het onderzoek werd uitgevoerd om in kaart te brengen hoeveel ouderen in Nederland ondervoed zijn, en welke kwetsbare groepen het meeste risico lopen. “Er wonen steeds meer ouderen tot op hoge leeftijd thuis. Hierdoor is er minder zicht op deze groep, waardoor de vraag luidt of deze ouderen wel goed gevoed blijven,” zegt Marjolein Visser.
Onderzoeker Yaren Zügül analyseerde de gegevens van 1745 mensen die 65 jaar of ouder zijn. Deze gegevens zijn in twee projecten verzameld: in de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) in 2021-2022, een langlopend onderzoek waarin ouderen om de drie jaar verscheidene vragen krijgen en testen ondergaan, en in de Voedselconsumptiepeiling van het RIVM in 2019-2021.
In beide projecten werd bij deze mensen de SNAQ65+ afgenomen. Dit is een korte vragenlijst, ontwikkeld door de afdeling Gezondheidswetenschappen van de VU, waarmee thuiswonende ouderen gescreend worden of zij mogelijk risico op ondervoeding lopen. Gebaseerd op de SNAQ65+-vragenlijst, was het percentage ondervoedden 8,5%, oftewel één op de twaalf mensen.
Belangrijker, de onderzoekers ontdekten ook dat onder sommige ouderen het percentage veel hoger is. De groepen ouderen die meer risico lopen, zijn onder andere vrouwen, ouderen met een mobiliteitsbeperking en ouderen die alleen wonen. Bij sommige groepen, zoals ouderen boven de 85 jaar en ouderen met een slechte eetlust, is zelfs één op de vijf ondervoed.
Visser wil met dit onderzoek dat er meer bekendheid komt voor ondervoeding bij ouderen die thuis wonen. Zij hoopt dat ouderen, met name de risicogroepen, beter gescreend en behandeld worden op ondervoeding: “Je kan al met een paar vragen op ondervoeding screenen. Dus allerlei zorgmedewerkers die bij ouderen over de vloer komen, zoals fysiotherapeuten en thuiszorgmedewerkers, maar ook welzijnswerkers, kunnen na een korte training helpen het te signaleren. Het idee moet eraf dat ondervoeding bij thuiswonende ouderen ‘niet zo’n probleem is’.”